Mondeling gesloten overeenkomst: zware bewijslast! | Florijn Incasso
Het sluiten van mondelinge overeenkomsten gebeurt veel in de praktijk. Mensen vertrouwen elkaar ‘blindelings’ waardoor de noodzaak van een schriftelijke bevestiging van de afspraken snel wordt vergeten. Maar wat nou als er tussen partijen onenigheid ontstaat? Zijn beide partijen dan aan elkaar gebonden of toch niet? Onlangs heeft de Rechtbank Noord-Nederland hier over geoordeeld (lees hier de volledige uitspraak).
Schriftelijke overeenkomst verplicht?
Het is niet verplicht voor partijen om afspraken altijd op papier te zetten. Er is sprake van een rechtsgeldige overeenkomst wanneer mondeling een aanbod is gedaan en dit aanbod mondeling is aanvaard. Artikel 6:217 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt immers dat overeenkomsten tot stand komen door aanbod en aanvaarding.
Onenigheid tussen partijen
Onenigheid tussen partijen die elkaar ‘blindelings’ hebben vertrouwd en mondelinge afspraken hebben gemaakt, is iets wat veel voorkomt. Onlangs heeft de Rechtbank Noord-Nederland een dergelijke zaak gehad, deze wordt nu hier als voorbeeld gebruikt.
Een autohandelaar had een verhuurbedrijf telefonisch benaderd om informatie op te vragen over de transport van een caravan. De caravan zou met een laadschop op een aanhanger moeten worden geplaatst. In het telefoongesprek gaf de autohandelaar aan dat hij het uurtarief van het huurbedrijf aan de hoge kant vond. Uiteindelijk besloot de autohandelaar toch met het verhuurbedrijf in zee te gaan.
Vervolgens heeft het verhuurbedrijf op grond van de mondelinge overeenkomst de laadwerkzaamheden gefactureerd. Er werd echter niet betaald door de autohandelaar. De autohandelaar was namelijk van mening dat er geen overeenkomst tussen beide partijen tot stand was gekomen. Er was geen sprake van een schriftelijke bevestiging van de afspraken.
Telefonische overeenkomst wordt gemotiveerd betwist
De rechter ging mee in het standpunt van de autohandelaar en stelde het volgende. Het verhuurbedrijf had uitgesproken dat er telefonisch een overeenkomst tussen beide partijen was gesloten. Echter werd het bestaan van die overeenkomst door de autohandelaar gemotiveerd betwist.
Omdat het verhuurbedrijf een beroep had gedaan op de rechtsgevolgen van het bestaan van een overeenkomst, had het verhuurbedrijf moeten bewijzen dat er een mondelinge overeenkomst tussen beide partijen was gesloten. Het verhuurbedrijf was hier niet in geslaagd en ook de bijgevoegde bescheiden gaven geen aanleiding om anders aan te nemen.
Gebrek aan bewijs
Kon de autohandelaar dan zo gemakkelijk onder de overeenkomst uitkomen? In principe wel. Het grootste probleem bij mondeling gesloten overeenkomsten is immers het bewijsprobleem. En wie stelt, die bewijst. Dit zou anders zijn wanneer het verhuurbedrijf zou kunnen bewijzen, dan wel aannemelijk zou maken, dat er wél een overeenkomst is gesloten tussen beide partijen. Het bestaan van de overeenkomst werd door de rechtbank Noord-Nederland echter vooralsnog niet aangenomen.
Was de zaak hiermee afgedaan? Nee. Lees in de volgende blog hoe dit is afgelopen.
Heb je een vraag aan ons? Neem dan vrijblijvend contact met ons op en laat u informeren over de essentiële punten bij een overeenkomst.
Deze blog is geschreven door Hans Meijer, Bedrijfsjurist bij Florijn Incasso.